Wie een onzakelijke lening verstrekt aan een bv van een familielid, wordt over het resultaat van deze lening belast in box 1. Daarbij mag men geen rekening houden met onzakelijke factoren, zodat een afwaarderingsverlies in beginsel niet aftrekbaar is
Zakelijke lening
Als iemand een zakelijke lening verstrekt aan een bv waarin een familielid een aanmerkelijk belang houdt, zal niet zo snel sprake zijn van terbeschikkingstelling in box 1. Voor terbeschikkingstelling is immers vereist dat de lening is verstrekt aan een bv waarin de schuldeiser zelf of een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk bezit. Als sprake is van een zakelijke lening die niet op een andere wijze ongebruikelijk is in het maatschappelijk verkeer, zijn alleen de partner van de schuldenaar of hun minderjarige kinderen verbonden personen. Is de schuldenaar minderjarig, dan zijn de ouders en andere bloed- en aanverwanten in de eerste graad van de opgaande lijn (ook) verbonden personen. Verstrekt een ouder een gebruikelijke, zakelijke lening aan de bv van een meerderjarig kind, dan is geen sprake van terbeschikkingstelling en valt de vordering in box 3.
Ongebruikelijke terbeschikkingstelling
De zaak ligt anders als de schuldeiser een lening onder dusdanige voorwaarden verstrekt dat sprake is van in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. In dat geval wordt de groep van verbonden personen uitgebreid met bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de schuldeiser of van zijn partner. Een ouder die een ongebruikelijke lening verstrekt aan een bv van een meerderjarig kind krijgt dus wel te maken met het regime van de terbeschikkingstelling.
Zakelijke lening met onzakelijke voorwaarden
Is eenmaal vastgesteld dat de verstrekking van een lening een maatschappelijk ongebruikelijke terbeschikkingstelling vormt, dan moet men vervolgens nagaan of sprake is van een zakelijke lening met onzakelijke voorwaarden of van een onzakelijke lening. Als de lening in wezen zakelijk is, maar één of meer onzakelijke voorwaarden heeft, dan kan de Belastingdienst volstaan met een fiscale correctie. Stel bijvoorbeeld dat de schuldeiser onder zakelijke voorwaarden 8% rente zou vragen, maar van de schuldenaar niet meer dan 6% rentevergoeding vraagt, dan mag de inspecteur de belastbare rente bij de schuldeiser stellen op 8%.
Onzakelijke lening
Het is ook mogelijk dat de voorwaarden zo onzakelijk zijn, dat een gewone correctie van het rentepercentage niet volstaat of leidt tot een onredelijke uitkomst. Dit is bijvoorbeeld het geval als de schuldeiser een zeer hoog debiteurenrisico loopt, dat eigenlijk niet valt te compenseren met een hogere rente. Een onzakelijke lening heeft veel grotere gevolgen dan een paar onzakelijke voorwaarden. De schuldeiser moet rekening houden met een fiscale herkwalificatie, waardoor eventuele afwaarderingsverliezen niet aftrekbaar zijn. De leer van de onzakelijke lening is afkomstig uit de concernproblematiek (zie: ‘Lening is geheel zakelijk of geheel onzakelijk’). De belastingrechter heeft echter bepaald dat deze leer ook van toepassing is bij terbeschikkingstelling (Hoge Raad, 25 november 2011, LJN: BP8952).
Afwaarderingsverlies
Uit een zaak voor Hof Arnhem blijkt hoe vervelend het verstrekken van een onzakelijke lening kan uitpakken. Een man had de aandelen van zijn bv overgedragen aan zijn zoon. Toen deze bv in zwaar weer kwam te verkeren, leende de man € 575.000 aan de bv tegen een rentevergoeding van 6,2%. Zowel de man als de inspecteur vond dat de lening ongebruikelijk was in het maatschappelijk verkeer, zodat sprake was van terbeschikkingstelling. Toen de vader een afwaarderingsverlies op deze lening wilde aftrekken, stond de Belastingdienst dit niet toe. Volgens de fiscus zou de rente namelijk 12,4% moeten bedragen om het debiteurenrisico te compenseren. Omdat de bv zo’n hoge rente niet zou kunnen betalen, was de lening onzakelijk. De man probeerde nog om zijn lening te laten kwalificeren als een informele kapitaalstorting, maar dit was evenmin mogelijk. De vader had immers geen aandelen meer in de bv. Hij had het debiteurenrisico gelopen vanwege familieverhoudingen en niet als aandeelhouder.
Wet: artikelen 3.91, 3.92 en 3.94 IB 2001
Meer informatie: Hof Arnhem, 4 december 2012 (gepubliceerd 14 december 2012), LJN: BY6190
Geef een reactie