Een filmproductiebedrijf dat een documentaire maakt over de FIOD hoeft het beeldmateriaal met daarin de verdachten van een belastingfraudezaak niet af te staan.
De eigenaren van een landelijke sushirestaurantketen stonden terecht in een strafzaak op verdenking van belastingfraude. Op enig moment bleek dat het fraudeonderzoek is gevolgd door een documentaireteam, zonder dat de verdachten dit wisten. In een kort geding eisten de eigenaren van de restaurantketen afgifte en/of inzage van het filmmateriaal.
Van belang in deze zaak is dat nog niet bekend is hoe de film er uiteindelijk uit zal zien en of en wanneer wordt uitgezonden. Het verzoek gaat dus om ingrijpen op voorhand door inzage of afgifte aan anderen dan degenen die betrokken zijn geweest bij het maken van de film, waaronder medewerkers van de FIOD en het OM. Gezien de waakhondfunctie van de pers en een ‘chilling effect’ dat van een dergelijk ingrijpen kan uitgaan, is daarbij uiterste terughoudendheid op zijn plaats.
De rechter is van oordeel dat door het maken van de documentaire geen onrechtmatige inbreuk is gemaakt op de privacy en/of hun reputatie hebben geschonden, zodat voor ingrijpen op die grond geen plaats is. Voorop staat dat het de makers vrijstaat een documentaire te maken over de FIOD en (het optreden tegen) belastingfraude, een onderwerp dat in de publieke belangstelling staat. Dat zij daarbij gebruik maken van een concrete casus is een journalistieke keuze die aan hen is. De eigenaren van de restaurantketen zijn in dit verband wellicht gefilmd zonder hun medeweten, maar op zichzelf maakt dit de handelswijze van de makers niet op voorhand onrechtmatig.
Ook zijn er geen opnamen met verborgen camera’s of verborgen geluidsapparatuur gemaakt en worden de verdachten onherkenbaar in beeld gebracht. De rechtbank oordeelt derhalve dat er voldoende rekening gehouden is met de privacy.
Meer informatie: Rechtbank Amsterdam, 13 maart 2020, gepubliceerd 8 april 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1728
Geef een reactie