De Belastingdienst hoeft een naheffingsaanslag omzetbelasting niet altijd te vernietigen vanwege onjuiste tenaamstelling. Bijvoorbeeld als de aanslag is opgelegd aan een onderdeel van een fiscale eenheid omzetbelasting en in het desbetreffende tijdvak nog geen duidelijkheid was over het bestaan van de fiscale eenheid.
Een B.V. diende gedurende een aantal jaar nihilaangiften omzetbelasting in. Na een boekenonderzoek had de Belastingdienst naheffingsaanslagen omzetbelasting en boeten opgelegd. In geschil voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant was onder meer de tenaamstelling van de naheffingsaanslagen. Volgens de B.V. moesten de naheffingsaanslagen op naam staan van de fiscale eenheid. De rechtbank oordeelde dat de fiscus de naheffingsaanslag juist had opgelegd. Dit was het geval omdat de aanslag aan een onderdeel van een fiscale eenheid was opgelegd. Daarbij bestond onduidelijkheid over het al dan niet bestaan van een fiscale eenheid. De rechtbank vernietigde wel de naheffingsaanslagen vanwege de onjuiste tenaamstelling van de overige tijdvakken van dat jaar. Toen was duidelijk dat de fiscale eenheid bestond.
Wet: artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 december 2016 (gepubliceerd op 2 februari 2017), ECLI:NL:RBZWB:2016:8473
Geef een reactie