Zaken die onderdeel zijn van een onroerende zaak, worden zelf ook als onroerend aangemerkt. Is een zaak die zich in een gebouw bevindt zonder een onderdeel van dat gebouw te zijn dus automatisch roerend? Nee, zo oordeelt de Hoge Raad. Zo’n zaak kan ook op andere gronden een onroerende zaak zijn.
Een B.V. kocht een bedrijfsgebouw dat was ingericht voor de geconditioneerde opslag en rijping van fruit. Daarom had de vorige eigenaar koel- en rijpingscellen en stellages aangebracht in het gebouw. De B.V. meende dat zij bij de aankoop van het gebouw geen overdrachtsbelasting hoefde te betalen over de cellen en stellages, omdat deze geen onroerende zaken waren. Maar de inspecteur was het daar niet mee eens. Toen de zaak voor Hof Den Haag kwam, ging dit hof in op een wettelijke bepaling. Deze bepaling stelt dat alles wat volgens opvattingen in het maatschappelijk verkeer onderdeel uitmaakt van een zaak, voor het recht een bestanddeel van die zaak is. Aan de hand van deze regel constateerde het hof dat de cellen en stellages geen onroerende zaken waren. De staatssecretaris van Financiën ging in daarop cassatie. Hij wees er met succes op dat het hof niet was ingegaan op de stelling van de fiscus dat de koel- en rijpingscellen en de stellages op andere gronden als onroerende zaken kwalificeerden. Deze zaken zouden immers ook op zichzelf onroerend kunnen zijn. De Hoge Raad verwees de zaak door naar Hof Amsterdam om de zaak nader te onderzoeken en verder af te handelen.
Wet: artikel 2, eerste lid WBR 1970 en artikelen 3:3 en 3:4 BW
Meer informatie: Hoge Raad 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2876
Geef een reactie