Ingeval een aanslag Vpb wordt opgelegd op of na 1 juli volgend op het jaar waarop de aanslag betrekking heeft, dan is men belastingrente verschuldigd. De verschuldigde rente wordt in beschikking belastingrente vastgesteld. Volgens Hof Den Haag is het niet nodig dat die rente al in de initiële beschikking wordt gespecificeerd.
Een vennootschap had op 17 juli 2015 aangifte Vpb gedaan voor het jaar 2014. In mei van het volgende jaar werd een aanslag opgelegd en bij een afzonderlijke beschikking werd een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht.
In hoger beroep gaat het geschil tussen de partijen alleen nog over de beschikking belastingrente. Volgens de vennootschap is deze niet rechtmatig en in ieder geval tot een te hoog bedrag vastgesteld. Volgens de vennootschap had de inspecteur de verschuldigde belastingrente in de beschikking moeten specificeren. Pas nadat tegen de uitspraak op bezwaar in beroep was gegaan had de inspecteur een specificatie verschaft. De vennootschap stelt hierdoor in haar verdediging te zijn geschaad. Op grond hiervan, zo wordt betoogd, dient de belastingrentebeschikking te worden vernietigd.
Rente te laag vastgesteld
Hof Den Haag is het met die redenering niet eens: er is geen rechtsregel die de inspecteur verplicht om bij de initiële belastingrentebeschikking – die gelijktijdig met de aanslag wordt gegeven – een specificatie van het in rekening gebrachte rentebedrag te geven. De hoogte van de verschuldigde belastingrente vloeit immers voort uit de wet (artikel 30fc lid 2, 30hb lid 2 AWR). Ook is de belanghebbende niet in zijn verdediging geschaad, omdat tegen de beschikking rechtsmiddelen openstonden, waar hij ook gebruik van heeft gemaakt. Wat de hoogte van de in rekening gebrachte rente betreft, dat is eerder te laag dan te hoog vastgesteld. Uit artikel 30fc lid 2 AWR volgt volgens het hof dat de inspecteur geen rekening hoeft te houden met een vooruitbetaling op de aanslag (de partijen verschilden van mening over wanneer die vooruitbetaling had plaatsgevonden), dit had hij echter wel gedaan waardoor de verschuldigde belastingrente € 700 lager uitviel.
Wet: art. 30fc lid 2, 30hb lid 2 AWR
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 16 mei 2018 (gepubliceerd 29 mei 2018) ECLI:NL:GHDHA:2018:1222
Geef een reactie