Kosten in verband met criminele activiteiten zijn niet aftrekbaar, ook niet als zij in aanmerking zijn genomen bij de bepaling van het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bleek uit een arrest van de Hoge Raad.
De belanghebbende in de zaak was bij vonnis van Rechtbank Maastricht veroordeeld voor het leiding geven aan een criminele organisatie op het gebied van de handel in harddrugs. Door Hof Den Bosch werd hij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 327.130 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De inspecteur merkte het bedrag vervolgens aan als winst uit onderneming en verhoogde het belastbare inkomen uit werk en woning met een bedrag aan productiekosten van xtc-pillen.
Aftrekbeperking
In de beroepsprocedure die hieruit volgde, oordeelde Hof Den Bosch dat de productiekosten op grond van artikel 3.14, lid 1, letter d, van de Wet IB 2001 niet aftrekbaar zijn. In cassatie betoogde de drugshandelaar dat deze aftrekbeperking niet van toepassing was voor zover de kosten en lasten die verband houden met een misdrijf in aanmerking zijn genomen bij het bepalen van de hoogte van het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel. De opvatting van de belanghebbende verdroeg zich volgens de Hoge Raad echter niet met de tekst van artikel 3.14, lid 1, letter d van de Wet. Uit de wetsgeschiedenis viel evenmin af te leiden dat de wetgever ondanks de door hem onderkende samenloop van belastingheffing over wederrechtelijk verkregen voordelen en de strafrechtelijke ontneming daarvan, een dergelijke ingrijpende beperking van de reikwijdte van genoemd artikel voor ogen heeft gestaan.
Wet: artikel 3.14, lid 1, onderdeel d, en lid 4 (3 oud) Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 19 april 2013, LJN: BW7156
Geef een reactie