De rechtbank oordeelt dat een vrouw die commissies ontvangt als hoofd van de Nederlandse tak van een multi-level-marketingorganisatie, deze commissies als winst uit onderneming moet aangeven. Van speculatieve opbrengsten is geen sprake.
Een vrouw stond aan het hoofd van de Nederlandse tak van een multi-level-marketingorganisatie, dat door middel van een geslaagd systeem handelt in magnetische sieraden en wellness-producten. Zij ontving naast de opbrengsten uit haar eigen verkopen ook commissies over de verkopen die de sub-distribiteurs uit haar netwerk behaalde. Na een boekenonderzoek legde de inspecteur navorderingsaanslagen op.
Voorwaarden inkomsten
In geschil bij Rechtbank Den Haag is onder meer of de Belastingdienst de commissies wel kan belasten of dat een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. De rechtbank noemt voor de belastbaarheid van de commissies op dat een bron van inkomen moet bestaan. Voor het aannemen van een bron van inkomen, moeten de inkomsten uit de bron voldoen aan drie voorwaarden. De genieter van de inkomsten moet deelnemen aan het economische verkeer, hij/zij moet het subjectieve oogmerk hebben om voordeel te behalen en er moet een objectieve verwachting zijn dat hij/zij het voordeel objectief bezien redelijkerwijs kan verwachten. Volgens de rechtbank voldoet de vrouw aan de hiervoor genoemde voorwaarden. De vrouw heeft sinds 2008 telkens aanzienlijk positieve resultaten behaald. De vrouw stond bovendien aan het hoofd van een grote multi-level-marketing-organisatie met een groot netwerk van sub-distribiteurs. Dit maakt dat de vrouw de inkomsten als hoofddistribiteur redelijkerwijs kon verwachten. Van speculatieve inkomsten van de vrouw is volgens de rechtbank geen sprake. Verder was ook nog in geschil of de vrouw een camper kon activeren en hierop kon afschrijven. Ook was nog in geschil of de vrouw voorraden terecht op haar balans had staan en of de vrouw recht had op zelfstandigenaftrek. De rechtbank beslist in negatieve zin. De camper was ten onrechte tot het ondernemingsvermogen gerekend. De vrouw bracht haar inkopen volledig ten laste van het resultaat dus er was geen plaats voor activering en afwaardering van de voorraden. De vrouw had ook haar bestede tijd niet aannemelijk gemaakt, zodat de inspecteur volgens de rechtbank terecht de zelfstandigenaftrek had geweigerd.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 1 juli 2019 (gepubliceerd 27 september 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:6734
Geef een reactie