Bij het opleggen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (IB/PVV) mag de inspecteur rekening houden met een eerder ten onrechte verleende teruggaaf. Dit geldt ook als de teruggaaf heeft geleid tot een verrekening met een aanslag omzetbelasting.
In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden had een man in zijn aangifte IB/PVV 2012 een te hoog bedrag aan partneralimentatie opgegeven. De inspecteur had de voorlopige aanslag IB/PVV 2012 conform de aangifte vastgesteld en verleende de man een teruggaaf. De ontvanger van de belastingen verrekende de teruggaaf met aanslag omzetbelasting die de man nog moest betalen.
Tegen de tijd dat de inspecteur de definitieve aanslag IB/PVV 2012 oplegde was duidelijk dat ten onrechte een teruggaaf IB/PVV was verleend. De man meende echter dat hij door de verrekening van de verleende teruggaaf IB/PVV met de omzetbelastingschuld de teruggaaf niet had ontvangen. Omdat de inspecteur bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV wel rekening hield met de teruggaaf, zou hij in feite tweemaal inkomstenbelasting moeten betalen. Het hof volgde de man niet in zijn redenering. Het hof oordeelde dat de inspecteur was bevoegd om het bedrag van de negatieve voorlopige aanslag te verrekenen met de definitieve aanslag. Hoe de ontvanger zijn bevoegdheid tot invordering benut, is niet aan de belastingrechter om te beoordelen. Het hof verklaarde het beroep van de man ongegrond.
Wet: artikel 15 AWR en artikel 24, eerste lid IW 1990
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 augustus 2017 (gepubliceerd 4 september 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:7522
Geef een reactie