Een beroep tegen bestuursaansprakelijkheid zal vaak mede zijn gericht tegen de hoogte van de aansprakelijkstelling. Daardoor zal de ontvanger onder meer stukken moeten overleggen die inzicht geven in de berekening van de onbetaalde belastingaanslagen. Desnoods vraagt hij deze eerst op bij de inspecteur.
De ontvanger van de belastingen had een bestuurder van een coöperatie aansprakelijk gesteld voor onbetaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting van die coöperatie. De inspecteur had deze naheffingsaanslagen opgelegd na zijn onderzoek van de administratie van de coöperatie. Tijdens dat onderzoek had hij kopieën van bankafschriften opgevraagd en kassabonnen ingezien. De bestuurder wilde deze stukken tijdens zijn beroep tegen de aansprakelijkstelling ook inzien. Maar de fiscus bracht deze stukken niet in. Volgens de ontvanger hadden de stukken niet specifiek betrekking op de bestuurder in relatie tot de coöperatie en evenmin op de naheffingsaanslagen.
Inzicht in hoogte aansprakelijkstelling
Wanneer de man in cassatie gaat, stelt de Hoge Raad hem in het gelijk. In een beroepsprocedure tegen een aansprakelijkstelling moet de ontvanger de relevante stukken overleggen. Dit zijn onder meer de stukken die inzicht geven in de hoogte van het bedrag van de aansprakelijkstelling. De ontvanger moet daarom ook de stukken overdragen die ter beschikking stonden aan de inspecteur. Dat de ontvanger en de inspecteur afzonderlijke bestuursorganen zijn, doet daar niets aan af. Dat de stukken zich inmiddels niet meer bij de inspecteur bevinden, is evenmin een excuus. De Hoge Raad verwijst de zaak daarom naar Hof Amsterdam voor een verdere behandeling van het beroep.
Wet: art. 36 en 49, zesde lid IW 1990 en 8:42 Awb
Bron: Hoge Raad 26 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1107, 19/00062
Geef een reactie