De btw-herzieningsregeling is bedoeld om de afgetrokken voorbelasting over een onroerende zaak te herzien als het gebruik is veranderd. De regeling gaat niet zo ver dat de grondslag wordt gewijzigd, waardoor een ondernemer btw zou kunnen aftrekken die hij uiteindelijk niet heeft betaald.
Toch probeerde een bestuurslichaam van een rooms-katholiek religieus instituut om meer btw terug te vragen dan zij had moeten afdragen. Dit lichaam had op eigen grond een nieuw verpleeghuis laten bouwen om dit vrijgesteld van btw te gaan verhuren aan een zorginstelling. Hierdoor was het lichaam integratieheffing verschuldigd (Zie ook ‘Integratieheffing gaat voordeel zelfbouw tegen’). Binnen twee jaar na de eerste ingebruikname verkocht het bestuurslichaam het verpleeghuis, zodat sprake was van een van rechtswege btw-belaste levering. Het lichaam deed een beroep op de herzieningsregeling en vroeg alle btw op het verpleeghuis terug, inclusief de integratieheffing. Maar een paar jaar later werd de aanslag met de integratieheffing vernietigd. Het lichaam mocht namelijk op basis van een goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën de integratieheffing achterwege laten. De Belastingdienst legde daarom het lichaam een naheffingsaanslag btw op omdat de teruggaaf te hoog was. Het lichaam stelde dat de herzieningsregels alleen rekening houden met de wettelijk verschuldigde btw. De rechtbank wees dit standpunt af. De rechter vond zelfs dat het voor het lichaam duidelijk moest zijn dat het geen teruggaaf kon vragen van btw die uiteindelijk niet was verschuldigd.
Wet: artikelen 3, derde lid, onderdeel b, 11, eerste lid, onderdeel a sub 1° en 15, vierde lid OB 1968
Regelgeving: artikel 13 Uitv.besch. OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16 oktober 2013 (gepubliceerd 5 november 2013), ECLI:NL:RBZWB:2013:7500
Geef een reactie