Dat bij het toekennen van een onvoorwaardelijk recht op de levering van aandelen de voorwaarden over de verhandelbaarheid nog niet zijn vastgesteld, doet niet af aan de toekenning van het onvoorwaardelijk recht. Volgens de Hoge Raad is sprake van loon.
In deze zaak ging het om een dga wiens personal holding aandeelhouder was in een bv. In december 2005 ging de personal holding een ‘sale and purchase agreement’ aan met een aantal andere partijen, om de aandelen in de bv te verkopen aan een Inc. Op 1 januari 2006 trad de dga in dienst bij de Inc als content alliance director. Bij indiensttreding zou hij 250.000 aandelen in de Inc verkrijgen. In geschil was onder meer of de man ter zake van deze aandelen een voordeel uit dienstbetrekking had genoten. Volgens het hof volgde uit de arbeidsovereenkomst dat bij ondertekening op 1 maart 2006, een onvoorwaardelijk recht was toegekend op levering van 250.000 aandelen. Verklaringen en het verstrekte certificaat bevestigden dit recht. Het was aannemelijk dat de man niets was verschuldigd voor de verkrijging van de aandelen. Dat de voorwaarden met betrekking tot de verhandelbaarheid van de aandelen nog niet waren vastgesteld, deed niet af aan de toekenning van het onvoorwaardelijk recht op levering. Het ontbreken van de zekerheid over de te stellen voorwaarden, was een factor waar men rekening mee moest houden bij de vaststelling van de waarde van het recht. Nu het recht ontstond bij ondertekening van de arbeidsovereenkomst en het certificaat was gedagtekend op 20 december 2006, was het loon (bestaande uit het recht op de aandelen) genoten in 2006. Dat het certificaat pas begin 2007 was uitgereikt of niet was omgezet in verhandelbare aandeelbewijzen, deed daar niet aan af. Het beroep in cassatie dat de man instelde, verklaarde de Hoge Raad zonder verdere motivatie ongegrond.
Meer informatie: Hoge Raad, 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:14
Geef een reactie