Als iemand een onzakelijke lening verstrekt aan een verbonden bv, kan hij een latere waardedaling van deze vordering niet aftrekken. Volgens de Hoge Raad ligt de zaak anders als de lening bij het verstrekken zakelijk was, maar later onzakelijk is geworden.
De Hoge Raad stelt dat bij het toetsen van de onzakelijkheid van de lening men eerst moet kijken naar het moment waarop de lening is verstrekt. Zie voor meer informatie over het begrip onzakelijke lening ook ‘Ongebruikelijke lening moet niet ook nog onzakelijk zijn’. Als een lening op het moment waarop hij werd verstrekt zakelijk was, is een latere waardedaling in beginsel aftrekbaar. Wel kan de lening later alsnog onzakelijk worden. In dat geval moet de inspecteur nagaan welke maatregelen een zakelijk handelende derde met succes had kunnen nemen om zijn vordering veilig te stellen. Voor zover zo’n derde toch verlies had geleden op zijn vordering, moet de Belastingdienst dit verlies ook accepteren bij de schuldeiser van de onzakelijk geworden lening.
Wet: artikel 3.92 IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 1 maart 2013, LJN: BZ2735
Geef een reactie