Er is geen afwaardering of voorziening voor een regresvordering op een partner mogelijk ingeval van onzakelijk handelen. Dit is in lijn met de heersende leer.
Belanghebbende exploiteerde samen met zijn partner middels een vennootschap onder firma (vof) een ruitersportcentrum. Daarnaast bezat belanghebbende alle aandelen in een bv. Deze bv verhuurde een bedrijfsruimte aan de vof. De bv stelde belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vof. Belanghebbende betaalde de bv in dit verband en kreeg zodoende een regresvordering op zijn partner. Deze schold belanghebbende vervolgens kwijt, omdat de vordering volgens hem niet voor verwezenlijking vatbaar was. In zijn aangifte inkomstenbelasting claimde belanghebbende een aftrek als gevolg van de afwaardering van de regresvordering. De inspecteur accepteerde een gedeelte van het bedrag van de afwaardering.
Onaanvaardbaar debiteurenrisico
De rechtbank vond zowel de afwaardering van de regresvordering als het vormen van een voorziening niet op zijn plaats. Volgens de rechtbank bleek uit de feiten en omstandigheden namelijk dat belanghebbende bij de schriftelijke vastlegging van de huurovereenkomst van de bedrijfsruimte onzakelijk had gehandeld door een (debiteuren)risico te aanvaarden dat een zakelijk handelende derde niet zou hebben genomen. De rechtbank ging ervan uit dat belanghebbende dit risico had aanvaard vanwege de persoonlijke verhouding tot zijn partner. Een zakelijk handelende derde zou volgens de rechtbank dan ook een waardeloze regresvordering, die in de toekomst mogelijk zal ontstaan, nooit tot een dergelijk bedrag laten oplopen.
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 4 augustus 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4312
Geef een reactie