De fiscus mag ook bij de overdracht van vorderingen uit geldleningen aan een andere aandeelhouder toetsen of men een onzakelijk debiteurenrisico heeft aanvaard in het kader van een aandeelhoudersrelatie. Dit heeft Hof Amsterdam geoordeeld.
In deze zaak voegde een groep vennootschappen twee ondernemingen van twee bv’s samen en richtten een nieuwe bv op. Deze nieuwe bv verwierf vervolgens de aandelen in die twee bv’s en bleef de koopsom hiervan schuldig in de vorm van achtergestelde leningen. Een paar jaar later was de schuld van die bv opgelopen tot ruim € 9 mln. Op een gegeven moment wilde een niet-gelieerde Belgische bv de aandelen in die nieuwe bv kopen op voorwaarde dat de vorderingen van de toenmalige aandeelhouders werden omgezet in eigen vermogen. Er werd toen om praktische redenen besloten dat een van de aandeelhouders namens alle verkopers zou optreden als partij. Deze bv verkreeg eerst alle aandelen en vorderingen in de bv die zou worden verkocht en zij droeg de vorderingen daarop vervolgens over aan de Belgische bv. Daarna zette de Belgische bv de vorderingen om in eigen vermogen. De twee bv’s waaraan de destijds opgerichte bv een koopsom was schuldig gebleven meenden dat ze in verband met de overdracht van hun vordering recht hadden op verliesaftrek.
Geen verliesaftrek
De inspecteur weigerde deze aftrek. Zo wees hij op het feit dat de bv waarop de twee bv’s een vordering hadden in extreme mate met vreemd vermogen werd gefinancierd. Haar eigen vermogen bedroeg namelijk € 18.000 tegenover de lening van de Rabobank van € 9 mln. en de aandeelhoudersleningen van eveneens € 9 mln. De aandeelhoudersleningen waren bovendien achtergesteld bij de lening van de Rabobank en alle activa was overigens bij de Rabobank verpand. Het hof stelde de inspecteur in het gelijk. Volgens het hof waren de geldleningen verstrekt op voorwaarden die door een onafhankelijke derde onder de gegeven omstandigheden niet zouden zijn aanvaard. Het aanvaarden van die voorwaarden was dan ook slechts te verklaren uit aandeelhoudersmotieven. Nu de geldleningen onzakelijk waren, mochten de bv’s de verliezen niet aftrekken.
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 13 september 2012 (gepubliceerd 21 november 2012), LJN: BY3211
Geef een reactie