Als een bv een pand verhuurt aan de directeur en enig aandeelhouder tegen een onzakelijke huurprijs en beide partijen zijn zich bewust van deze bevoordeling, dan vormt de ten onrechte niet in rekening gebrachte huur een uitdeling van winst aan de dga.
Hof Amsterdam kwam tot dit oordeel in een zaak waarbij een dga en de fiscus het niet eens konden worden over de vraag of de huurprijs die de man betaalde aan zijn bv op zakelijke gronden berustte. De man woonde namelijk in een woning die eigendom was van zijn bv. De woning in kwestie werd sinds 1992 voor 55% als privé aangemerkt en de huurprijs was na ruim tien jaar gelijk gebleven. Vóór 1992 was de vader van de man de dga van de bv en hij dreef zijn onderneming vanuit het pand in kwestie. De inspecteur kwam naar aanleiding van een boekenonderzoek tot de conclusie dat in 2002 geen sprake meer was van een zakelijke huurprijs. De woning stond volgens hem volledig ter beschikking van de man. Sinds 1992 was er namelijk alleen nog sprake van vermogensbeheer. De inspecteur besloot daarom de winst van de bv te corrigeren voor de te lage huur en nam winstuitdelingen in aanmerking bij de dga. Het hof deelde het standpunt van de inspecteur dat de ten onrechte niet aan de dga in rekening gebrachte huur een uitdeling van winst vormde van de bv aan de dga. Wel vond het hof dat de woning in ieder geval voor 10% werd gebruikt voor de bedrijfsuitoefening van de bv. Dit leidde ertoe dat in plaats van 55%, maar liefst 90% van de niet in rekening gebrachte huurprijs ten gunste van het resultaat van de bv moest komen.
Wet: artikel 3, eerste lid, onderdeel a DB 1965
Meer informatie: Hof Amsterdam, 26 september 2013 (gepubliceerd op 31 december 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:4738
Geef een reactie