Stel: een dga verstrekt een lening aan zijn B.V. terwijl deze B.V. voor haar inkomsten geheel afhankelijk is van het dividend van een vennootschap. Als zowel de dga als zijn B.V. geen invloed kan uitoefenen op het dividendbeleid van de vennootschap, is het nog maar de vraag of de lening zakelijk is.
Deze situatie deed zich voor toen een man in dienst trad bij een B.V. De persoonlijke holding van de man kocht 33,3% van de aandelen in die B.V. voor € 100.000. De man financierde deze aandelenkoop door zijn holding een lening te verstrekken. De leningovereenkomst bevatte geen aflossingstermijn en er was geen zekerheid gesteld. Toen de holding in 2013 failliet ging, wilde de man een negatief resultaat uit overige werkzaamheden opgeven in verband met de afwaardering van zijn vordering. De inspecteur stelde dat de lening onzakelijk was zodat afwaardering niet was toegestaan. Hij onderbouwde zijn standpunt mede door te wijzen op het gebrek aan inkomsten van de holding. De holding was voor haar inkomen volledig afhankelijk van de dividenden van de B.V. Maar zowel de man als zijn holding kon geen invloed uitoefenen op het dividendbeleid van de B.V. Dit overtuigde Rechtbank Den Haag ervan dat een onafhankelijke derde in zo’n geval geen lening zou verstrekken tegen een winstonafhankelijke rente. De lening was dus onzakelijk. En zelfs al zou de lening op het moment van afsluiten zakelijk zijn geweest, dan was zij inmiddels onzakelijk geworden. De man had namelijk tijdens de looptijd van zijn vordering geen inspanning verricht om zijn vordering uitbetaald te krijgen. Door dit alles was afwaardering van de vordering inderdaad niet toegestaan.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 23 december 2016 (gepubliceerd 31 januari 2017), ECLI:NL:RBDHA:2016:16559
Geef een reactie