In een recente zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant meende een B.V. dat een lening die was verstrekt aan een niet-gelieerd lichaam ter financiering voor een zakelijk project daardoor automatisch zakelijk was. De uitspraak van de rechtbank maakt duidelijk dat ook dan aandeelhoudersmotieven een rol kunnen spelen. Hierdoor kan de lening toch onzakelijk zijn.
Hoewel de B.V. geen aandelen hield in de schuldenaar, was de aandeelhouder van de B.V. de vader van de indirecte aandeelhouder van de schuldenaar. Daardoor konden aandeelhoudersmotieven een rol spelen bij het verstrekken van de lening. De Belastingdienst wist aannemelijk te maken dat dit daadwerkelijk het geval was. Het ging hier om een aflossingsvrije, achtergestelde lening waarvoor geen zekerheid was gesteld. De rechtbank geloofde daarom niet dat een onafhankelijke derde de lening onder deze voorwaarden zou verstrekken. Hooguit tegen een winstdelende vergoeding waardoor de lening het karakter van eigen vermogen zou krijgen. Dat ten aanzien van het project aanvankelijk goede verwachtingen bestonden, deed daar niets aan af. Ook het positieve financieringsadvies van de bank leidde niet tot een ander oordeel. De bank was zelf een grote financier in dit project, maar had wel zekerheid bedongen en zelfs geëist dat de familie van de dga van de schuldenaar eveneens een lening zou verstrekken. Omdat sprake was van een onzakelijke lening, kon de B.V. een latere waardedaling van haar vordering niet aftrekken.
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 december 2016 (gepubliceerd 18 januari 2017), ECLI:NL:RBZWB:2016:8014
Geef een reactie