Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant maakt het niet uit of het serveren van alcoholhoudende dranken bij lunches en diners opgaat in restaurantdienst of niet. De BTW-Richtlijn biedt de fiscus in beide gevallen de mogelijkheid om het normale tarief te laten toepassen op de alcoholische dranken.
Een B.V. exploiteerde een horecagelegenheid. Klanten konden bij deze gelegenheid terecht voor lunch, diner, kleine hapjes of uitsluitend een drankje. De B.V. meende dat het verstrekken van alcoholische dranken bij lunch of diners een onderdeel was van één enkele restaurantdienst. Over deze hele dienst zou volgens de B.V. 6% btw verschuldigd zijn. Maar de rechtbank wees de B.V. erop dat de BTW-Richtlijn uitdrukkelijk toestond om in het kader van één restaurantdienst twee onderscheiden tarieven te hanteren. Overigens biedt ook nu de BTW-Richtlijn de nationale wetgever de ruimte om wel het verlaagd tarief toe te passen op leveringsmiddelen, maar dit tarief uit te sluiten voor alcoholische dranken. De Nederlandse wet was en is op dat punt dus niet in strijd met de Europese wet- en regelgeving. De B.V. moest daarom over de alcoholische dranken het normale tarief toepassen.
Richtlijn: artikel 98 en bijlage III onderdeel 1 Btw-Richtlijn
Wet: artikel 9 en Tabel I, onderdelen a onder 1 en b onder 12 Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23 augustus 2016 (gepubliceerd 8 november 2016), ECLI:NL:RBZWB:2016:5236
Geef een reactie