Als een auto met een geschorst kenteken toch wordt gebruikt op de Nederlandse weg, krijgt de kentekenhouder niet alleen een naheffingsaanslag MRB opgelegd, maar ook een verzuimboete van 100% van de verschuldigde belasting. Voor het opleggen van die verzuimboete is de aanwezigheid van een strafverzwarende omstandigheid niet vereist.
Hof Arnhem-Leeuwarden kwam tot dit oordeel in de volgende zaak. De vraag was of de inspecteur samen met een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting een verzuimboete van 100% van de verschuldigde belasting had mogen opleggen aan de kentekenhouder. De rechtbank vond een boete van 50% passend en geboden. Volgens de rechtbank bestond er in dit geval geen rechtvaardiging voor het opleggen van de hoogst mogelijke verzuimboete, nu er geen sprake was van omstandigheden die de zwaarste straf rechtvaardigen. De ex-echtgenote van de kentekenhouder had de geschorste auto namelijk slechts eenmalig gebruikt. Verder verklaarde de man voor het hof dat zowel een PostNL medewerker als een ambtenaar van de RDW aan zijn ex-echtgenote had medegedeeld dat beëindiging van de schorsing niet nodig was bij kortstondig gebruik van de openbare weg. De kentekenhouder kon dit echter niet bewijzen. Het hof zag dan ook geen reden om de boete van € 1.075 te matigen. Uit de wetgeschiedenis valt namelijk af te leiden dat in gevallen waarbij tijdens de schorsingsperiode gebruik is gemaakt van de weg en waarbij de verschuldigde motorrijtuigenbelasting wordt nageheven, 100% van het verschuldigd bedrag als verzuimboete moet worden opgelegd, tenzij het wettelijk maximum van € 4.920 zou worden overschreden.
Wet: artikel 7, eerste lid, sub a en artikel 19 MRB en artikel 37 en 67c Algemene Wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 23 april 2014 (gepubliceerd op 2 mei 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:3389
Geef een reactie