De omzetbelasting die drukt op diensten die worden gebruikt om een pand in goede staat te houden komen ook bij leegstand van een pand voor aftrek in aanmerking. Weigert de fiscus deze aftrek, dan moet hij aannemelijk maken dat de belastingplichtige het voornemen had om het pand voor niet-belaste handelingen te gaan gebruiken.
Volgens Rechtbank Gelderland volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014 dat men in beginsel ervan uit moet gaan dat gedurende leegstand van een pand sprake is van een voorgenomen gebruik voor belaste handelingen. Zie: Ook aftrek bij voornemen belaste verhuur. Het is aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat de belastingplichtige het voornemen heeft gehad om het pand voor niet-belaste handelingen te gaan gebruiken. Anders dan in het arrest van de Hoge Raad waren er in deze zaak geen feiten vastgesteld waaruit kon worden geconcludeerd dat een vastgoed-bv het voornemen had om haar pand belast te gaan verhuren. De inspecteur mocht om die reden volstaan met een verwijzing naar de bij hem bekende gegevens en omstandigheden. Hij wees onder meer op het feit dat belanghebbende het pand om niet ter beschikking had gesteld aan een gelieerde vennootschap, dat over 2012 geen huur was betaald, dat geen facturen waren uitgereikt en dat de huurovereenkomst pas achteraf werd opgesteld. De rechtbank concludeerde op grond hiervan dat tijdens de leegstand sprake was geweest van voorgenomen gebruik voor niet-belaste handelingen. Nu belanghebbende er niet in slaagde om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen bleven de naheffingsaanslagen en de boete van 25% in stand.
Wet: artikel 15, eerste en vierde lid, Wet op de omzetbelasting 1968
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 14 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3154
Geef een reactie