De btw op verbouwingskosten is ook aftrekbaar als de verbouwing heeft plaatsgevonden met het oog op tijdelijk privégebruik van een bedrijfsruimte. Dit heeft de Hoge Raad geoordeeld na reactie van het Europese Hof van Justitie op prejudiciële vragen die in 2012 hierover waren gesteld.
In 2012 had de Hoge Raad aan het Europese Hof gevraagd of een btw-ondernemer die een gedeelte van een ondernemingsinvesteringsgoed tijdelijk voor privédoeleinden gebruikt de btw op de kosten voor duurzame aanpassingen van dat goed mag aftrekken. Het Europese Hof vond dat de btw-ondernemer ook in dat geval recht heeft op btw-aftrek, ongeacht of hij btw in rekening is gebracht bij de aankoop van het investeringsgoed en evenmin of hij deze btw heeft afgetrokken. Het ging in deze zaak om twee vennoten van een vof die de zolder van hun bedrijfsloods hadden laten verbouwen, zodat ze deze tijdelijk konden bewonen totdat hun bedrijfswoning was opgeleverd. Na oplevering van hun woning (bijna twee jaar later) werd de zolderetage van de loods voor bedrijfsdoeleinden geschikt gemaakt als kantoor en instructieruimte. De Hoge Raad vond dat het echtpaar de btw op de verbouwingskosten mocht aftrekken als voorbelasting. De rechter keek daarbij naar het feit dat de bewoning van korte duur was en dat de aanpassingen daarna, zonder dat daaraan wijzigingen waren aangebracht, waren aangewend voor de bedrijfsactiviteiten van de vof. Het was bovendien vooraf bekend dat de woonruimte (waarvan de aanpassingen deel uitmaken) weer bestemd en geschikt zou worden gemaakt als bedrijfsruimte.
Wet: artikel 15 OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:17
Geef een reactie