In een cassatieprocedure voor de Hoge Raad had de fiscus als standpunt ingenomen dat de belastingrechter alleen aan de dga van een bv een schadevergoeding voor immateriële schade moet toekennen en niet ook aan de bv zelf. De Hoge Raad heeft dit standpunt verworpen: ook een bv kan een dergelijke schadevergoeding eisen.
Volgens de Belastingdienst werd de spanning en frustratie van de bv vanwege de lange duur van de beroepsprocedure feitelijk ondergaan door de dga van de bv. De schade van de bv viel dus samen met die van de dga, zodat maar recht bestond op één schadevergoeding, aldus de fiscus. De Hoge Raad oordeelde dat in een beroepsprocedure of bij gezamenlijk behandelde zaken iedere belanghebbende een zelfstandig recht op schadevergoeding heeft. Dit is niet anders als de belanghebbende een rechtspersoon is.
Matiging schadevergoeding
Wel kan het feit dat een aantal belanghebbenden samen een procedure voert een reden zijn om de schadevergoeding te matigen. Dit kan ook het geval zijn bij een gezamenlijke behandeling van verschillende zaken van een belanghebbende. In de voorgaande beroepsprocedure voor Hof Amsterdam ging het om een geschil of opgegeven kosten van de bv feitelijk uitgaven voor de privébehoeften van de dga en zijn zoon waren. Dit geschil had gevolgen voor de bv (vennootschaps- en omzetbelasting) en voor de dga (inkomstenbelasting). De gezamenlijk behandelde zaken waren inhoudelijk sterk verwant en zagen op ongeveer hetzelfde feitencomplex. De Hoge Raad constateerde dat het hof de schadevergoeding aan de bv dan ook terecht had gematigd.
Wet: artikel 8:91, eerste lid Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:147
Geef een reactie