Er is ook plaats voor immateriële schadevergoeding in gevallen waarin de rechter niet wordt gevraagd om een oordeel te geven over het belastinggeschil, zo oordeelde Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Het ging in deze zaak om een man die navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1992 tot en met 1999 kreeg opgelegd. Hij ging met succes hiertegen in beroep, want zowel de navorderingsaanslagen als de boeten werden vernietigd. Wel wees de inspecteur zijn verzoek om een immateriële schadevergoeding af. De man besloot hiertegen beroep in te stellen. Hij wist de rechtbank echter niet te overtuigen van zijn gelijk en stelde daarom hoger beroep in. Het hof merkte allereerst op dat belanghebbende uitsluitend recht heeft op immateriële schadevergoeding als het geschil door het instellen van beroep aan de rechter is voorgelegd. Volgens het hof voldeed belanghebbende aan deze eis. De omstandigheid dat het geschil niet zag op het geschilpunt waarvoor de inspecteur bij uitspraak op bezwaar belanghebbende al in het gelijk had gesteld, deed daar niet aan af. Dit was bovendien in lijn met het arrest van 11 april 2014 van de Hoge Raad. Daarin besliste de Hoge Raad dat een kostenveroordeling ook mogelijk is voor schade die is gerelateerd aan geschilpunten over het genomen besluit waarvoor de belanghebbende bij uitspraak op bezwaar in het gelijk is gesteld. Dit was hier ook het geval. De rechter oordeelde dan ook dat de fiscus een immateriële schadevergoeding van € 5.500 aan belanghebbende moest betalen wegens overschrijding van de redelijke termijn, welke geheel aan de bezwaarfase was toe te rekenen.
Wet: artikel 8:70 Awb en artikel 8:73 Awb (oud)
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 februari 2015 (gepubliceerd op 6 maart 2015), ECLI:NL:GHARL:2015:1366
Geef een reactie