Het gerechtshof Den Haag heeft wederom beslist dat het UBO-register niet buiten werking gesteld hoeft te worden. Privacy First verloor dinsdag het hoger beroep in de zaak die de stichting had aangespannen tegen de Nederlandse Staat vanwege het register.
Het UBO-register is voortgekomen uit de vierde en vijfde Europese anti-witwasrichtlijn. Deze richtlijn verplicht EU-lidstaten om persoonsgegevens van de ‘ultimate beneficial owners’ (UBO) van ondernemingen te registreren en voor het publiek openbaar te maken. Deze openbaarheid moet een afschrikkende werking hebben op personen die bijvoorbeeld plannen zouden hebben om geld wit te wassen of terroristische activiteiten te financieren. In Nederland is het UBO-register gekoppeld aan het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Niet privacyschendend
Stichting Privacy First – een stichting die opkomt voor de privacy van alle burgers in Nederland – spande hierop een kort geding aan tegen de Staat vanwege grote bezwaren tegen de ‘zeer privacygevoelige informatie’ die ruim 1,5 miljoen Nederlandse entiteiten sinds eind september 2020 verplicht moeten registreren over hun ‘uiteindelijk belanghebbenden’. Volgens Privacy First heeft het UBO-register eerder ‘zwartmaken’ tot gevolg dan dat het witwassen zal tegengaan.
Bij de Haagse voorzieningenrechter eiste Privacy First buitenwerkingstelling of schorsing van het UBO-register, maar de stichting ving op 18 maart bot bij de rechtbank: de eis werd afgewezen. Het gerechtshof Den Haag doet nu in hoger beroep hetzelfde. Ook volgens het hof is het register niet privacyschendend.
De reden voor deze beslissing van het Haagse gerechtshof is dat het niet aannemelijk is gemaakt dat de UBO’s op korte termijn ernstige schade zullen leiden. Dat is een vereiste om op Europese richtlijnen gebaseerde wetgeving in een kort geding buiten werking te kunnen stellen. Daarbij heeft het hof meegewogen dat een UBO – die vreest dat hij door de openbaarmaking van zijn persoonsgegevens het risico loopt op ontvoering, afpersing et cetera – meteen al zijn gegevens voor het algemene publiek kan afschermen.
Reactie Privacy First
Privacy First heeft inmiddels op haar website gereageerd op het verloren hoger beroep. De privacystichting verwacht dat vele UBO’s een verzoek zullen doen tot afscherming bij het Handelsregister, ‘nu het gerechtshof Den Haag zo nadrukkelijk op deze mogelijkheid wijst’.
Volgens de advocaat van Privacy First, Otto Volgenant van Boekx Advocaten, moet de oplossing komen van de hoogste Europese rechter: het Hof van Justitie van de EU. “Die zal hier medio 2022 over oordelen. Ik verwacht dat die een streep door de openbaarheid van het UBO-register zal zetten,” aldus Volgenant. “Het Nederlandse UBO-register is nog nauwelijks gevuld en ik raad iedereen aan zo lang mogelijk te wachten. De Nederlandse overheid heeft willekeurig een datum gekozen waarop UBO’s hun gegevens moeten aanleveren, namelijk 27 maart 2022. Het zou verstandig zijn om die einddatum een paar maanden op te schuiven tot na het moment dat het Hof van Justitie van de EU duidelijkheid heeft gegeven. Dat voorkomt een hoop ellende en onnodige kosten.”
Bron: Gerechtshof Den Haag, 16 november 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2176
Dit artikel is eerder verschenen op advocatie.nl.
Geef een reactie