Loon wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend of vorderbaar en inbaar is. Nu het niet-uitbetaalde loon ter beschikking heeft gestaan van belastingplichtige moet dit ook tot het belastbaar inkomen worden gerekend.
Een echtpaar hield ieder 50% van de aandelen in een B.V. en zij verrichtten beide werkzaamheden voor die B.V. In 2014 hebben de man en de vrouw ieder € 47.922 aan (gebruikelijk) loon genoten. Over het loon is loonbelasting afgedragen. Aan beiden is een deel van het loon € 12.390 niet uitbetaald. De vraag is of het niet-uitbetaalde loon tot het belastbaar inkomen uit werk en woning moet worden gerekend in de aangifte IB 2014.
Beschikkingsmacht
Op basis van artikel 3.146 lid 1 Wet IB 2001 wordt loon geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend is geworden of vorderbaar en inbaar is geworden. Volgens Rechtbank Den Haag is in dit geval bepalend of het echtpaar de beschikkingsmacht over het loon heeft gehad. Uit het feit dat het niet-uitbetaalde loon tot een bedrag van € 12.390 onmiddellijk nadat het recht daarop is ontstaan door beide echtgenoten aan de vennootschap ter beschikking is gesteld, kan worden afgeleid dat zij de beschikkingsmacht over dat bedrag hadden. Doordat de echtelieden over het niet-uitbetaalde loon konden beschikken, hebben zij beiden het bedrag als loon genoten. Het volledige bedrag van € 47.922 moet tot het belastbaar inkomen worden gerekend. Hoewel het echtpaar heeft gesteld dat de vennootschap in zwaar weer verkeert en technisch failliet is, is de rechtbank van mening dat op basis van de bedrijfsresultaten over 2014 en 2015 de vordering nog steeds voor verwezenlijking vatbaar is. Ook is in 2014 geen sprake van een verliesgevende situatie. De vordering van € 12.390 kan in 2014 dan ook niet worden afgewaardeerd. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de moeilijke situatie van het echtpaar, kan de rechtbank niet de innerlijke waarde of de billijkheid van een wet beoordelen. Hof Den Haag is het eens met de uitspraak van de rechtbank.
Wet: artikel 3.146 lid 1 Wet IB 2001
Meer informatie: Hof Den Haag 29 mei 2018 (gepubliceerd op 11 juli 2018) (ECLI:NL:GHDHA:2018:1639)
Geef een reactie