Als de verkrijger van een onroerende zaak een vergoeding betaald voor het uitstellen van de levering, hoort deze vergoeding volgens Rechtbank Gelderland tot de tegenprestatie. Het gevolg is dat deze vergoeding deel uitmaakt van de grondslag voor de heffing van overdrachtsbelasting.
In de desbetreffende zaak was in de koopovereenkomst opgenomen dat de koper (een B.V.) de levering van een perceel drie keer met een maand kon uitstellen tegen een vergoeding van € 200.000 per verlenging. Dat het hier ging om een vergoeding voor negatief rendement over braakliggende grond betekende niet dat sprake was van een afzonderlijke prestatie. De vergoeding had een duidelijk causaal verband met de overdracht van de onroerende zaak. De noodzaak van de vergoeding was namelijk ontstaan omdat de B.V. meer tijd nodig had om de financiering rond te krijgen. Zij was bereid om de rentekosten van de verkoper te betalen om de onroerende zaak op een later moment alsnog te kunnen verkrijgen. Daardoor was de vergoeding een onderdeel geworden van de tegenprestatie die de koper wilde opofferen voor de verkrijging van de onroerende zaak. En dus moest de B.V. ook overdrachtsbelasting betalen over die vergoeding. Dit alles geldt overigens ook voor een vergoeding voor het vervroegen van een levering.
Wet: artikel 9, eerste lid WBR 1970
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 6 juni 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2997
Geef een reactie