Volgens Rechtbank Zwolle heeft een belanghebbende ook recht op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand als zijn gemachtigde werkt volgens het ‘no cure, no pay’-beginsel.
In beginsel heeft een belanghebbende die een beroepsprocedure wint recht op een proceskostenvergoeding. Zie ook ‘De hoogte van de proceskostenvergoeding’. Voor de berekening van de proceskostenvergoeding geldt een dubbele redelijkheidstoets. De proceskosten zijn namelijk alleen te vergoeden voor zover zij redelijk zijn en voor zover het inroepen van rechtsbijstand redelijk was. Vaak hanteert de rechter bovendien een forfait, waarbij niet de werkelijke proceskosten maar de werkelijke rechtshandelingen centraal staan. Daarom hebben belanghebbenden volgens Rechtbank Zwolle ook recht op een proceskostenvergoeding als hun gemachtigden het ‘no cure, no pay’-beginsel hanteren. Ook in dat geval verricht de gemachtigde immers rechtshandelingen. Voor de berekening van de proceskostenvergoeding maakt het niet uit dat de vergoeding uiteindelijk ten goede komt aan de gemachtigde. De rechtbank vond wel dat de forfaitaire proceskostenvergoeding hoogstens gelijk mocht zijn aan het werkelijke bedrag dat de gemachtigde in rekening had gebracht aan zijn cliënt.
Regelgeving: bijlage Besluit proceskostenbestuursrecht
Meer informatie: Rechtbank Zwolle, 16 mei 2012 (gepubliceerd 29 mei 2012), LJN: BW6716
Geef een reactie