De fiscus moet bij het uitvoeren van correcties, ook voor betalingen aan derden (cash backs), uitgaan van een redelijke schatting. De fiscus mag in dat verband niet zomaar voorbijgaan aan de verklaringen van de belastingplichtige over bijvoorbeeld de aard, omvang en locatie van de onderneming.
De administratie van een telefoonverkoper vertoonde zodanige gebreken dat de fiscus deze volgens de rechter terecht had verworpen. De ondernemer kon volgens Hof Den Haag echter niet aannemelijk maken dat die verwerping onterecht was (omkering bewijslast). Wel vond het hof dat de inspecteur de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen op een te hoog bedrag had vastgesteld. De rechter keek daarbij naar de beperkte ruimte binnen het winkelpand, de commercieel onvoordelige locatie van het winkelpand en de omvangrijke en langdurige herstructeringswerkzaamheden in de winkelstraat. Ook verklaarde de ondernemer dat de door hem contant opgenomen bedragen van ruim zes ton alleen voor zakelijke doeleinden waren gebruikt om leveranciers te betalen en kortingen aan afnemers te verlenen. Niet is gebleken dat de man deze voor privé-uitgaven had gebruikt. Zijn marge zou bovendien bij een abonnement van € 450 ongeveer € 10 bedragen. Volgens het hof kon de inspecteur de door hem gehanteerde brutowinstmarge van 35% op geen enkele wijze onderbouwen. Hij hield bovendien onvoldoende rekening met de verklaringen van de ondernemer. Het hof oordeelde op grond van deze feiten en omstandigheden dat geen sprake was van een redelijke schatting. Het hof stelde de schatting in overeenstemming met een compromisvoorstel van de inspecteur in goede justitie vast en verminderde de opgelegde boeten.
Wet: artikel 27e en artikel 52
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 23 april 2013 (gepubliceerd op 8 mei 2013), LJN: BZ9796
Geef een reactie