Een woning kwalificeert als huurwoning voor de toepassing van de verhuurderheffing als zij daadwerkelijk wordt verhuurd. Haar subjectieve bestemming is volgens Rechtbank Noord-Holland niet relevant.
De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II omschrijft een huurwoning als een in Nederland gelegen voor verhuur bestemde woning. Als een woning op de peildatum feitelijk wordt verhuurd, is zij volgens de rechtbank bestemd voor verhuur. De subjectieve bestemming die de eigenaar op de peildatum aan die woning heeft gegeven, is niet van belang. Als de eigenaar een woning wil verkopen of laten slopen, maar ondertussen deze woning verhuurt, kan hij dus toch verhuurderheffing zijn verschuldigd. Wel merkt de rechtbank op dat pas sprake is van huur als de gebruiker van de woning een voldoende bepaalbare tegenprestatie biedt voor het woongenot. Deze vergoeding moet een zekere reële betekenis hebben. Als de gebruiker van de woning alleen een vergoeding van servicekosten betaalt, is volgens de rechtbank geen sprake van verhuur.
Wet: artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en artikel 7:201, eerste lid BW
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 29 januari 2018 (gepubliceerd 2 februari 2018), ECLI:NL:RBNHO:2018:519
Geef een reactie