Verricht iemand onderhoudskosten voor zijn eigen woning en ontvangt hij nadien een schenking? Dan is een beroep op de tijdelijke verruimde vrijstelling schenking eigen woning in 2013 mogelijk, mits de betaling van de schenking kan worden aangetoond en de betaling voor de kosten van de eigen woning kan worden aangetoond. Er is geen volgtijdelijk verband tussen die betalingen.
De ouders van een vrouw schonken haar en de andere kinderen jaarlijks bedragen rond de kerstperiode. In 2013 kreeg de vrouw op 16 december een bedrag geschonken van € 100.000. Eerder dat jaar had zij al € 118.000 gehad. Bij de aangifte schenkbelasting deed de vrouw een beroep op de tijdelijke verruiming van de vrijstelling voor schenken in verband met de eigen woning. Zij had voor de verbouwing van haar woning al zelf kosten betaald van € 79.332. Vanaf 16 december waren de door de vrouw betaalde kosten € 28.040. De inspecteur honoreerde het beroep op de tijdelijke verruiming van vrijstelling schenken eigen woning alleen voor de door de vrouw betaalde bedragen na 16 december 2013 van € 28.040 en legde een aanslag op voor een belaste schenking van € 216.241.
Schriftelijke bescheiden
Bij Rechtbank Gelderland is in geschil of de vrijstelling schenkbelasting ook zou moeten gelden voor de verbouwingskosten die zijn gemaakt voordat de vrouw de schenking ontving. De rechtbank oordeelt dat wel is voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling. De betaling van de schenking en de aanwending van de schenking moet met schriftelijke bescheiden worden aangetoond. Volgens de rechtbank gaat het hierbij uitsluitend om de vraag of de betaling van de schenking kan worden aangetoond en de betaling van de kosten voor de eigen woning kan worden aangetoond. In deze voorwaarde staat volgens de rechtbank geen volgtijdelijke verband voorgeschreven tussen voornoemde betalingen. De rechtbank verklaart het beroep van de vrouw daarom gegrond.
Wet: art. 33 (tekst per 31-12-2013) en 33a SW 1956 (tekst per 1 januari 2014)
Overig: Besluit van 16 september 2013 (BLKB 2013/1699M), Stcrt. 2013, 27678
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 21 januari 2019 (gepubliceerd op 23 januari 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:181
Geef een reactie