Stel dat een opvang-grootouder zijn kind een bedrag vergoedt dat gelijk is aan de kinderopvangtoeslag die zijn kind moet terugbetalen. De grootouder kan dan de betaalde vergoeding niet aftrekken van resultaat uit overige werkzaamheden.
Een vrouw sloot op 1 februari 2009 een overeenkomst voor kinderopvang met een gastouderbureau. Diezelfde dag sloot zij een zelfde overeenkomst met haar vader, die al jaren eerder was begonnen met het opvangen van haar kinderen. De vrouw betaalde de kinderopvangtoeslag die zij ontving aan haar vader na aftrek van een vergoeding aan het gastouderbureau. De inkomsten van de grootvader uit de kinderopvang kwalificeerden als resultaat uit overige werkzaamheden. In 2014 oordeelde de Raad van State dat de vrouw geen recht had op kinderopvangtoeslag. Haar vader betaalde vervolgens het bedrag aan terug te betalen kinderopvang aan zijn dochter. Hij wil deze vergoeding aftrekken van zijn resultaat uit overige werkzaamheden.
Vergoeding op grond van familierelatie
Zowel de Belastingdienst als Hof Den Haag meent dat de vergoeding niet aftrekbaar is. De vergoeding is betaald vanwege de familierelatie tussen de opvanggrootouder en zijn dochter. Een zakelijk handelende kinderopvanginstelling zou zo’n betaling niet doen. De grootvader gaat nog in cassatie, maar zonder succes. Hoewel hij beweert dat hij de stelling van de inspecteur wel heeft weersproken, kan de Hoge Raad daar niets mee. Dan zou de Hoge Raad feiten moeten onderzoeken, wat niet zijn taak is. Het hofoordeel is evenmin onbegrijpelijk, zodat de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond verklaart.
Bron: Hoge Raad 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:513, 18/05180
Geef een reactie