Dat getuigen door een verklaring ter zitting voor het Gerechtshof het risico lopen op naheffingsaanslag en boeten is geen grond om anoniem te worden gehoord, aldus de Hoge Raad.
In een procedure deed een uitzendbureau bij het Gerechtshof Den Haag een beroep op het gelijkheidsbeginsel. In dat kader verzocht zij het hof een aantal personen als anonieme getuigen ter zitting te horen, omdat zij vreesde dat die getuigen anders ook te maken zouden krijgen met naheffingsaanslagen en boeten. Het hof wees dit verzoek af omdat het op grond van de Awb niet de bevoegdheid zou hebben anonieme getuigen op te roepen. Volgens de Hoge Raad heeft de rechter op grond van de wettelijke regels niet de mogelijkheid getuigen anoniem te horen. De vraag is of de belastingrechter toch niet de vrijheid daartoe heeft, maar dan zou het wellicht eerder op de weg van de wetgever liggen om daar regels over op te stellen. Als het horen van anonieme getuigen in belastingzaken zou worden aanvaard, zou die mogelijkheid sterk begrensd moeten worden. Het zou alleen toelaatbaar moeten zijn als het strikt noodzakelijk is. Dit zou betekenen dat het alleen mogelijk is als door de verklaring voor de getuige of een andere persoon moet worden gevreesd voor het leven, de gezondheid, veiligheid of ontwrichting van het gezinsleven of het sociaal economische bestaan. Dat de getuigen in deze zaak door hun verklaring zouden kunnen worden geconfronteerd met naheffingsaanslagen en boeten is volgens de Hoge Raad geen gevaar dat grond kan opleveren voor het anoniem horen van die getuigen. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van het uitzendbureau daarom ongegrond.
Wet: 8:33 en 8:60 Awb, artikel 177 Rv
Meer informatie: Hoge Raad 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2986
Geef een reactie