Een uit 1998 stammend huurcontract, dat laatstelijk is verlengd in 2011, is volgens Rechtbank Gelderland geen goede afspiegeling van de marktsituatie rondom waardepeildatum 1 januari 2013. Daarom kon het eigen huurcijfer niet als uitgangspunt worden genomen voor de bepaling van de WOZ-waarde.
Een bv huurde een winkelpand met magazijn. De gemeente stelde de WOZ-waarde van het pand – via de huurwaardekapitalisatiemethode – per 1 januari 2013 vast op ruim € 4 miljoen. De gemeente had de huurwaarde gebaseerd op marktgegevens. Maar volgens de bv moest het eigen lagere huurcijfer als uitgangspunt worden genomen nu dit op zakelijke wijze tot stand was gekomen tussen niet-gelieerde partijen. De rechtbank oordeelde dat een uit 1998 stammend huurcontract, dat laatstelijk in 2011 was verlengd, geen goede afspiegeling was van de marktsituatie rondom waardepeildatum. Van dit uitgangspunt zou mogelijk afgeweken kunnen worden indien uit de tussen verhuurder en huurder geldende afspraken bij heronderhandeling volgt dat beide partijen vrij hun posities konden bepalen. De huurovereenkomst behoorde echter niet tot de gedingstukken en dus waren de voorwaarden voor verlenging van het huurcontract niet bekend, noch de bij de veronderstelde heronderhandeling geldende uitgangspunten en gemaakte afspraken. Er was bovendien een groot verschil tussen het eigen huurcijfer en de rond de waardepeildatum gerealiseerde huren voor vergelijkingsobjecten. Er ontbraken derhalve aanknopingspunten om het eigen huurcijfer marktconform te achten voor de situatie rondom waardepeildatum.
Wet: artikel 17, eerste en tweede lid. Wet waardering onroerende zaken en artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 17 november 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6973
Geef een reactie