De belastingrechter kan niet volstaan met de verwijzing naar een rapport van de fiscus over een bepaald jaar als hij oordeelt dat een bestuurder aansprakelijk is voor onbetaalde belastingen over latere jaren.
Een bestuurder van een B.V. was aansprakelijk gesteld voor belastingschulden die de B.V. niet (volledig) had betaald. Het betrof de loonheffing over de periode van 1 juni 2011 tot en met 31 maart 2012 en de btw over de maanden juli en december 2011. De bestuurder was een beroepsprocedure begonnen tegen de aansprakelijkstelling. Hof Den Bosch oordeelde dat het kennelijk aan onbehoorlijk bestuur van de bestuurder was te wijten dat de belastingschulden niet waren betaald. Het hof motiveerde zijn oordeel met een verwijzing naar een rapport van de Belastingdienst over het jaar 2010. Uit dat rapport bleek volgens het hof dat de B.V. geen deugdelijke administratie had gevoerd. De Hoge Raad vindt echter dat deze motivering onvoldoende is. Het hof heeft niet duidelijk gemaakt waarom het rapport over 2010 tot de conclusie leidt dat het niet betalen van de belastingen over perioden in 2011 en 2012 het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur van de bestuurder. Het rapport maakt evenmin aannemelijk dat de bestuurder wist of had moeten begrijpen dat zijn handelingen ertoe zouden leiden dat de B.V. haar belastingschulden niet zou kunnen betalen. De Hoge Raad verwijst de zaak door naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor een verdere afhandeling.
Wet: art. 36, tweede en derde lid IW 1990
Meer informatie: Hoge Raad 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:853
Geef een reactie