Een perceel grond zal op basis van de bestemming een maximaal te realiseren bruto vloeroppervlak (BVO) hebben. Dit maximaal te realiseren BVO beïnvloedt de WOZ-waarde als het perceel op de waardepeildatum onbebouwd is, zelfs als de eigenaar het perceel uiteindelijk voor andere doeleinden gebruikt.
Een B.V. had in 2008 voor € 3 miljoen een perceel grond gekocht. Op het perceel, dat een oppervlakte had van 1368 m2, zou een appartementengebouw worden gebouwd met 48 bedrijfsruimten en 49 parkeerplaatsen. Er zou dan een BVO zijn van 5125 m2. Het apppartementsgebouw kwam er echter nooit. In 2015 liet de B.V. een short stay hotel voor studenten bouwen op het perceel.
Eliminatie subjectieve bestemming
De B.V. zag in deze omstandigheden aanleiding om in beroep te gaan tegen de WOZ-beschikking over 2012. De gemeente was daarbij namelijk uitgegaan van een maximaal te realiseren BVO op de waardepeildatum van 1 januari 2011 van 5125 m2. Dit was volgens Hof Amsterdam toegestaan. Men moet een perceel waarderen met inachtneming van de mogelijkheid dat er een koper zal zijn die gebruik wil maken van de bouwbestemming, aldus het hof. De stelling van de B.V. dat men dient uit te gaan van het feitelijk gebruik van een stuk onbebouwde grond, was onjuist. Bovendien constateerde het hof dat de gemeente met haar WOZ-waarde ver onder de koopprijs van het perceel was gebleven. Ook dit vormde een indicatie dat de WOZ-waarde niet te hoog was.
Wet: artikel 17 Wet WOZ
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 17 oktober 2017 (gepubliceerd 8 november 2017), ECLI:NL:GHAMS:2017:4314
Geef een reactie