De Hoge Raad ziet geen aanleiding om over ten onrechte betaalde box 3-heffing een rentevergoeding toe te kennen in afwijking van de nationale wetgeving. Dat wordt anders als het beloop van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering.
Van belanghebbende is inkomstenbelasting geheven over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
De procedure bij het hof
Bij hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:349, NTFR 2023/186) is in geschil of over een teruggave van onterechte belasting over box 3-vermogen belanghebbende recht heeft op een rentevergoeding. Het hof heeft geoordeeld dat het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement op het box 3-vermogen. Het hof heeft daarom de aanslagen 2017 en 2018 verminderd. Ondanks dat de Nederlandse wetgeving niet voorziet in een rentevergoeding over de terugbetaling, bestaat volgens het hof toch recht op een passende vergoeding vanwege schending van het EVRM.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt deze beslissing van het hof. Volgens art. 30fe AWR wordt geen belastingrente vergoed. Op grond van art. 28b lid 1 Iw 1990 wordt evenmin invorderingsrente vergoed over de terugbetaling. Anders dan het hof, ziet de Hoge Raad geen aanleiding om in afwijking van de nationale wetgeving een rentevergoeding toe te kennen. Dat het EHRM in soortgelijke gevallen wel een rentevergoeding toekent, leidt niet tot een ander oordeel. Dit is alleen anders als de compensatie die de nationale autoriteiten toekennen (belastingvermindering zonder rentevergoeding) niet in een redelijke verhouding staat tot het bedrag dat het EHRM in zo’n geval waarschijnlijk zou toekennen (bedrag van vermindering en de wettelijke rente daarover). Een redelijke verhouding ontbreekt naar het oordeel van de Hoge Raad indien het beloop van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Wet: art. 30fe AWR, art. 28b lid 1 en 28c Iw 1990, art. 14 en art. 41 EVRM en art. 1 EP EVRM
Geef een reactie