Als een vruchtgebruiker afstand doet van het vruchtgebruik is overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde van de tegenprestatie. Dit is dus anders dan bij zaakvervanging. Bij zaakvervanging is men overdrachtsbelasting verschuldigd over het verschil in waarde van het beperkt recht waarvan afstand is genomen en de waarde van het nieuw beperkt recht.
Bij opzegging van een beperkt recht op een onroerende zaak moet de verkrijger van dat recht overdrachtsbelasting betalen. De overdrachtsbelasting wordt dan geheven over de tegenprestatie. In bepaalde gevallen mag men deze belasting echter berekenen over het verschil tussen de waarde van een opgezegd beperkt recht en een nieuw beperkt recht. Men spreekt dan van zaakvervanging. In het geval van vruchtgebruik kan het soms lastig zijn om vast te stellen over welke grondslag men de overdrachtsbelasting moet berekenen. Dit speelde bijvoorbeeld in een zaak voor Rechtbank Arnhem. Het ging in de zaak om een persoon die bij notariële akte met de titel ‘akte van afstand en vestiging vruchtgebruik bij wege van zaaksvervanging’ een zakelijk recht van vruchtgebruik had gevestigd op het appartementsrecht van een benedenwoning. Als tegenprestatie had de vruchtgebruiker afstand gedaan van het zakelijk recht van vruchtgebruik op het appartementsrecht van de bovenwoning. De verkrijger betaalde overdrachtsbelasting over het verschil in waarde tussen beide rechten van vruchtgebruik. Maar de rechtbank besliste dat ook het afstand doen van vruchtgebruik onder opzegging viel. Dit hield in dat de hoofdgerechtigde overdrachtsbelasting was verschuldigd over de waarde van de bovenwoning. De rechter verwierp de stelling dat sprake was van zaaksvervanging in de zin van artikel 3:213 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens de rechter was voor de heffing van overdrachtsbelasting alleen de Wet BRV van belang.
Wet: artikel 6 en artikel 9 BRV
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 10 mei 2012 (gepubliceerd 16 mei 2012), LJN: BW5897
Geef een reactie