De levering van een perceel grond met daarin een bestaande kelder kwalificeert als een levering van een bestaand gebouw met het erbij behorende terrein en niet als een levering van een in aanbouw zijnd nieuw gebouw. Bij deze levering is dan ook overdrachtsbelasting verschuldigd.
Voor de beantwoording van de vraag of bij de levering van het desbetreffende perceel met kelder omzetbelasting of overdrachtsbelasting was verschuldigd, onderzocht Rechtbank Noord-Holland eerst hoe het verkochte moest worden gekwalificeerd in de zin van de Wet OB. De kelder werd niet gesloopt, omdat deze ook in het nieuw op te richten gebouw de functie van fietsenkelder zou gaan vervullen, wat ook daadwerkelijk was gebeurd. Gelet op de intentie van de partijen bij de overeenkomst, vormde volgens de rechter de overdracht van een gedeelte van het bestaande gebouw (de kelder) het voorwerp van de levering. Nergens uit bleek dat partijen meer of anders wilden leveren dan de kelder met bijbehorende grond. Verder overwoog de rechtbank dat de eigenlijke constructiewerkzaamheden om tot een vervaardigd gebouw te komen nog moesten beginnen en na de overdracht door belanghebbende waren uitgevoerd. Belanghebbende had namelijk zelf (voor eigen rekening en risico) de nieuwbouw ter hand genomen. In dit licht bezien kon niet worden gezegd dat een levering van een nieuw gebouw of een gebouw in aanbouw had plaatsgevonden. De rechtbank merkte de levering van de kelder aan als de levering van (een gedeelte van) het bestaande gebouw waarover overdrachtsbelasting was verschuldigd.
Wet: artikel 15, eerste lid, aanhef en letter a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 en artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 5 maart 2015 (gepubliceerd op 12 januari 2016), ECLI:NL:RBNNE:2015:6171
Geef een reactie