Als iemand een volledige onderneming met een herzieningsverplichting overneemt, mag hij de herziene btw niet tijdsgelang berekenen. De Hoge Raad heeft bevestigd dat de verschuldigdheid van die btw niet gedurende het jaar ontstaat.
De zaak voor de Hoge Raad maakt ook duidelijk wat het effect is van het bovenstaande. Een bv had namelijk op 12 december 2007 een onderneming overgenomen van een cv. Omdat het een algemeenheid van goederen betrof, was de bv hierover geen omzetbelasting verschuldigd. Tot de onderneming behoorde ook een gebouw. Dit gebouw was in 2003 geleverd aan de cv met heffing van omzetbelasting. De cv had de btw volledig afgetrokken. Vanaf 1 januari 2007 was de cv het gebouw voor een deel vrijgesteld gaan verhuren, zodat de btw moest worden herzien. De bv meende dat de herzienings-btw gedurende het jaar 2007 was opgekomen. Zij vond dat zij alleen de herzienings-btw van 12 tot en met 31 december 2007 hoefde af te dragen. Maar de Hoge Raad wees de bv erop dat een btw-afdracht die voortvloeit uit een jaarlijkse herziening aan het einde van dat jaar en in zijn geheel moet worden afgedragen. In dit geval dus over heel 2007. Wie een onderneming overneemt, hoeft overigens geen btw af te dragen die de overdrager al was verschuldigd maar nog niet heeft afgedragen.
Beleid: artikel 13, tweede lid Uitv.besch. OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 8 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:2145
Geef een reactie