Onlangs heeft Hof Den Haag in zijn uitspraak enige punten van de bijtellingsregeling verduidelijkt. Zo moet een werkgever ook de bijtelling toepassen over een auto die slechts incidenteel is gebruikt voor privédoeleinden als de werknemer in hetzelfde jaar met een andere auto van de zaak de grens van 500 km passeert.
In de zaak voor het hof beschikte een werknemer van 1 januari 2013 tot en met 28 april 2013 over een auto van de zaak, namelijk een Audi. De rest van het jaar 2013 beschikte hij over een Volkswagen van de zaak. De werknemer mocht de Audi niet gebruiken voor privédoeleinden en had daarom een Verklaring geen privégebruik auto aangevraagd. Hij hield een rittenregistratie bij, waaruit bleek dat hij 41 privékilometers had gereden met de Audi. Op 18 mei 2013 verwachtte de man meer dan 500 privékilometers te gaan rijden en liet hij de verklaring intrekken. De inspecteur legde de werknemer echter een naheffingsaanslag loonheffingen op over het deel van 2013 waarin de man met de Audi had gereden.
Terbeschikkingstelling
De werknemer ging in beroep en stelde dat de Audi hem niet ter beschikking was gesteld voor privédoeleinden. Zijn werkgever had hem immers verboden de auto te gebruiken. De autokostenfictie zou daarom volgens de werknemer achterwege moeten blijven. De rechtbank wees de man erop dat de Audi in ieder geval ter beschikking was gesteld. De werknemer mocht de Audi immers wel gebruiken voor zakelijke ritten. Het verbod op privégebruik was alleen maar te gebruiken in de tegenbewijsregeling. In het hoger beroep overwoog het hof dat de wet stelt dat een auto van de zaak in ieder geval wordt geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld. Dit is slechts anders als blijkt dat men hooguit 500 privékilometers met de auto heeft gereden. Nu bleek dat deze grens was overschreden door het gebruik van de Volkswagen, moest de bijtelling over het hele jaar plaatsvinden. Dus ook over de periode waarin de Audi ter beschikking was gesteld.
Wet: artikel 13bis, eerste, elfde, twaalfde en dertiende lid Wet LB 1964
Meer informatie: Hof Den Haag, 22 april 2015 (gepubliceerd 29 april 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:1029
Geef een reactie