Het fokken van Arabische volbloedpaarden is volgens de Hoge Raad geen bron van inkomen. In dit geval was al vanaf het begin duidelijk dat er geen positief voordeel viel te verwachten. Achteraf bleken inderdaad alleen maar verliezen te zijn geleden, en ook met die kennis hield de rechter rekening.
De Hoge Raad herhaalt het eerdere oordeel over de beoordeling van de vraag of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Dit is een van de vereisten voor het bestaan van de bron winst uit onderneming. Volgens de rechter komt aan de feitelijk behaalde resultaten zoals die achteraf blijken ook betekenis toe. Die resultaten kunnen wel degelijk licht werpen op het antwoord op die vraag. In deze zaak ging het om een paardenfokkerij die vanaf 1999 tot en met 2003 alleen maar verlies maakte. De inspecteur accepteerde voor de jaren 2000 en 2001 geen verliesaftrek omdat de paardenfokkerij geen bron van inkomen was. Er was namelijk in dit geval al bij aanvang geen voordeel te verwachten, bijvoorbeeld omdat de paardenfokker niet voldoende specifieke deskundigheid bezat en geen bedrijfsplan had. De Hoge Raad was het met de hof eens dat betekenis toekwam aan de feitelijk behaalde resultaten zoals die achteraf bleken. De navorderingsaanslag bleef in stand.
Meer informatie: Hoge Raad, 15 juni 2012, LJN: BW8348
Geef een reactie