Op het moment dat een pachtersvoordeel wordt gerealiseerd is dit belast. Als het pachtersvoordeel wordt gerealiseerd op het moment dat de onderneming wordt gestaakt, valt niet onder de landbouwvrijstelling, zo oordeelt de Hoge Raad.
Het ging in de zaak bij de Hoge Raad om een agrariër die in 1996 onder andere een woonerf in eigendom verkreeg, dat hij tot die datum pachtte. Hierbij realiseerde hij een pachtersvoordeel, omdat het woonerf in vrije staat meer waard was dan in verpachte staat. Het woonerf behoorde tot het moment dat de agrariër in 2000 zijn onderneming staakte tot het ondernemingsvermogen. Op het stakingsmoment ging het woonerf over naar zijn privévermogen. De vraag was of het pachtersvoordeel dat de man op dat moment realiseerde onder de landbouwvrijstelling viel. Volgens de Hoge Raad was dit niet het geval.
Waardeverandering
De landbouwvrijstelling ziet volgens de rechter op voordelen uit landbouwbedrijf voor de waardeverandering van gronden. Het pachtersvoordeel dat de man genoot bij de verwerving van de woonkavel kwam niet voort uit zo’n waardeverandering. Op het moment dat het voordeel werd gerealiseerd, moest het worden belast. Dit was het moment dat hij de woonkavel overbracht naar het privévermogen. Die overbrenging vond immers plaats in pachtvrije staat. Hierbij maakte het voor de rechter geen verschil dat de man had besloten in de desbetreffende woning te blijven wonen en daarom een waardedruk ten opzichte van de waarde in vrije staat in aanmerking had genomen.
Wet: artikel 8, lid 1, letter b Wet IB 1964 (oud)
Meer informatie: Hoge Raad, 13 april 2012, LJN: BU4827
Geef een reactie