Hof Den Haag oordeelde in november vorig jaar nog dat de ondergrond van een schuur en een erf, dat dienst deed als verharde parkeerplaats, kwalificeerden als cultuurgrond voor de overdrachtsbelasting. De Hoge Raad heeft de hofuitspraak vernietigd omdat het hof het begrip cultuurgrond te ruim had uitgelegd.
Hof Den Haag had uit de wetsgeschiedenis gehaald dat een erf en ondergrond van een schuur/silo onder voorwaarden vielen onder de cultuurgrondvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Zie: ‘Cultuurgrondvrijstelling ruimer dan gedacht’. De Hoge Raad constateerde echter dat de wetgever onder cultuurgrond verstond: grond die was bestemd voor veeteelt, akker-, weide-, tuin- en bosbouw. De grond van glasopstanden viel ook onder deze definitie. Een verharde parkeerplaats was volgens de Hoge Raad niet aan te merken als cultuurgrond. Verder wees de Raad erop dat voor de cultuurgrondvrijstelling opstallen en ondergrond in beginsel als één geheel worden gezien. Aangezien de schuur geen glasopstand was, was de ondergrond van de schuur niet bestemd voor veeteelt, akker-, weide-, tuin- of bosbouw. De ondergrond van de schuur was daarom evenmin cultuurgrond. Dat het erf en de ondergrond van de schuur bedrijfsmatig werden geëxploiteerd ten behoeve van de landbouw was onvoldoende voor toepassing van de vrijstelling.
Wet: artikel 15, eerste lid, onderdeel q WBR 1970
Meer informatie: Hoge Raad, 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2696
Geef een reactie