Bij de toets of een grote verbouwing van een pand leidt tot het ontstaan van een nieuwe onroerende zaak voor de btw moet de belanghebbende naar het totale pand kijken. Volgens Hof Amsterdam mag men dus niet alleen kijken naar een deel van het pand dat ondanks een aparte functie een integrerend deel van het pand is.
Deze toets kan ook van belang zijn voor de overdrachtsbelasting. In de zaak voor Hof Amsterdam had een beheermaatschappij een appartementsrecht van een winkel verkregen. Volgens de Belastingdienst was deze verkrijging belast met 6% overdrachtsbelasting. Maar de bv wees erop dat kort vóór haar verkrijging de winkelruimte een grote verbouwing had ondergaan. Daardoor zou een nieuwe onroerende zaak tot stand zijn gekomen. De verkrijging van een nieuwe onroerende zaak is belast met btw. In dat geval geldt onder voorwaarden een vrijstelling van overdrachtsbelasting om cumulatie van btw en overdrachtsbelasting te voorkomen. Het hof oordeelde dat het niet ging om het verschil tussen de winkelruimte vóór en na de verbouwing, maar om de toestand van het gebouw in zijn geheel. De winkelruimte was namelijk een integrerend onderdeel van het gebouw. Het hof constateerde dat de verbouwing voor het pand in zijn geheel onvoldoende veranderingen had veroorzaakt om te stellen dat sprake was van een nieuwe onroerende zaak. De beheermaatschappij moest dus gewoon overdrachtsbelasting betalen.
Wet: artikel 15, eerste lid, onderdeel a WBR 1970 en artikel 11, eerste lid, onderdeel a sub 1° OB 1968
Meer informatie: Hof Amsterdam, 15 maart 2012 (gepubliceerd 28 maart 2012), LJN: BV9873
Geef een reactie