De levering van een perceel met gebouwen kwalificeert volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant pas als de levering van een bouwterrein, als de verkoper is verplicht de gebouwen te slopen.
Een B.V. dreef in maatschapsverband een nertsenfokkerij. Vanwege een verplaatsing van het bedrijf kocht de maatschap een perceel waarop een woonhuis en een sterk verouderd pluimveebedrijf stond. De maten gaven aan dat zij van plan waren de gebouwen op het perceel te slopen. De B.V. stelt dat hier sprake is van een btw-belaste levering van een bouwterrein. Dankzij de samenloopvrijstelling hoeft de B.V. dan geen overdrachtsbelasting te betalen. Maar de rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een bouwterrein zoals bedoeld in de Btw-Richtlijn. Daarvoor is namelijk niet alleen vereist dat eventuele gebouwen op het perceel zullen worden gesloopt, maar ook dat het de verkoper is die de sloopverplichting draagt. De koopovereenkomst spreekt niet over zo’n verplichting voor de verkoper. Uit een latere overeenkomst blijkt zelfs dat de maatschap alle gebouwen zal slopen. De samenloopvrijstelling is dan ook niet van toepassing voor de B.V.
Wet: art. 15, eerste lid, onderdeel a WBR 1970 en art. 11, eerste lid, onderdeel a sub 1° Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 juni 2018 (gepubliceerd 26 september 2018) ECLI:NL:RBZWB:2018:3322
Geef een reactie