Als men werkzaamheden verricht voor een of meer stichtingen en bedragen onttrekt aan die stichtingen, kan de fiscus stellen dat die vorderingen in feite belastbare beloningen zijn voor de verrichtte werkzaamheden. Dit was aan de orde in de volgende zaak.
Het ging om een man die werkzaamheden verrichtte voor vijf stichtingen (waarvan de doelstellingen en activiteiten met elkaar waren verweven). Ook zijn vrouw en kinderen waren op de een of andere manier betrokken bij deze stichtingen. De man had in de loop der jaren verschillende keren privé-uitgaven gedaan ten laste van die stichtingen. Volgens de inspecteur waren die onttrekkingen in feite beloningen die de man had genoten voor de werkzaamheden die hij voor de stichtingen had verricht. Die beloningen waren belastbaar als resultaat uit overige werkzaamheden, zo stelde de inspecteur. De man beweerde dat voor zover al sprake was van onttrekkingen aan de stichtingen, deze aangemerkt moesten worden als aflossingen op vorderingen die hij had op de stichtingen. Maar het hof vond dat de inspecteur aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Het hof concludeerde op basis van de feiten en omstandigheden dat de man de door de stichtingen gevoerde beleid bepaalde, en dat hij bevoegd was om namens die stichtingen te handelen en ook van die bevoegdheid gebruik maakte. Ook was er sprake van verwevenheid tussen de privéuitgaven van hem, zijn echtgenote en zijn kinderen enerzijds en de uitgaven van de stichtingen anderzijds. Het oordeel luidde dan ook dat de door de man, maar ook zijn echtgenote en zijn kinderen uit de stichtingen genoten voordelen als inkomsten uit door de man verrichte werkzaamheden moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de man niet-ontvankelijk.
Wet: artikel 3.90 Wet inkomstenbelasting 2001
Hof Amsterdam, 30 mei 2013, (gepubliceerd 19 juni 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3708
Meer informatie: Hoge Raad, 1 november 2013, (gepubliceerd op 4 november 2013), ECLI:NL:HR:2013:1099
Geef een reactie