Bij schenking van aandelen binnen de voortzettingstermijn van vijf jaar is het niet mogelijk om een ander voor de erfbelasting of de schenkbelasting geruisloos in de plaats van de voorzetter te laten treden.
De voorzetter van de onderneming kan zijn onder toepassing van de bof verkregen aandelen niet (via schenking) overdragen aan een ander. De wet en de bedoeling van de wetgever staan dit niet toe. Een beroep doen op de hardheidsclausule in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bood in de volgende zaak ook geen soelaas.
Geen uitzondering
Belanghebbenden kozen in 2012 ervoor om het tot de nalatenschap van moeder behorende belang in een vennootschap, met toepassing van de bof toe te delen aan vader. De zoon werkte ten tijde van het overlijden in het familiebedrijf, maar had toen nog onvoldoende kennis en ervaring om het bedrijf over te nemen. In 2015 wilde de vader alle aandelen aan zijn zoon schenken. Voor het 50%-belang dat vader al vele jaren in zijn bezit had, was er overeenstemming met de Belastingdienst over toepassing van de bof. Wel moest de vader het geërfde belang minimaal vijf jaar houden. Zo niet, dan zou de vader alsnog erfbelasting moeten betalen. En de zoon zou dan schenkbelasting moeten betalen, omdat vader het geschonken belang minder dan vijf jaar in bezit heeft gehad (de bezitseis). Belanghebbenden verzochten de staatssecretaris om met toepassing van de hardheidsclausule goed te keuren dat de bof voor vader in stand blijft en voor de zoon wordt toegepast bij de verkrijging van de aandelen. Volgens de Commissie voor de verzoekschriften heeft de staatssecretaris dit verzoek terecht afgewezen.
Tip!
In artikel 10 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting zijn enkele uitzonderingen opgenomen die volgens de wetgever geen inbreuk maken op de voortzettingseis.
Wet: artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 10 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting
Meer informatie: Tweede Kamer, 4 februari 2016, 34307, nr. 12
Geef een reactie