Als een onderneming wordt overgedragen, kan voor het vaststellen van het S&O-uurloon niet worden uitgegaan van de werkzaamheden die de oude inhoudingsplichtige heeft verricht. Voor de nieuwe onderneming moet dan in de eerste jaren worden uitgegaan van het forfaitaire gemiddelde uurloon, bleek bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Het ging in deze zaak om een onderneming die op 31 december 2009 werd overgedragen aan een nieuwe bv waarin vervolgens met hetzelfde personeel onder dezelfde naam de (S&O-)werkzaamheden werden voortgezet. De oude bv vroeg onder haar loonheffingennummer nog S&O-verklaringen aan voor de jaren 2010 en 2011. Deze verklaringen hadden niet mogen worden afgegeven, zo oordeelde het College van Beroep. Na 2009 bestond de oude bv niet meer en verrichtte dus ook geen S&O-werkzaamheden meer. Hierbij maakte het niet uit dat de nieuwe bv wel de aangevraagde werkzaamheden had verricht. Er was immers sprake van een andere bv, met een ander loonheffingennummer. Voor de nieuwe bv moest in de S&O-verklaring over 2011 bovendien worden uitgegaan van het forfaitaire gemiddelde uurloon van € 29, omdat de nieuwe bv in het refertejaar (2009) nog geen S&O-werkzaamheden verrichtte. Er kon niet worden uitgegaan van de werkzaamheden in de oude bv en het gemiddelde uurloon van destijds (€ 35). En omdat de nieuwe bv een voorzetting was van een andere S&O-inhoudingsplichtige kon de nieuwe bv tot slot ook geen gebruik maken van het verhoogde percentage voor startende ondernemingen. Er was in dit geval geen sprake van een starter.
Meer informatie: College van Beroep voor het bedrijfsleven, 13 december 2013 (gepubliceerd op 31 december 2013), ECLI:NL:CBB:2013:290
Geef een reactie