Wanneer een bedrijf een pensioen toezegt aan een werknemer, moet het pensioen na de pensioeningangsdatum ook daadwerkelijk worden uitgekeerd. Vindt er geen pensioenuitkering plaats, dan is de pensioenaanspraak onzuiver geworden en deze behoort dan tot het belastbate loon van de werknemer.
Een bv deed in 1989 een pensioentoezegging aan haar dga. Als gevolg van deze toezegging werd jaarlijks ten laste van de fiscale winst een bedrag gedoteerd aan de pensioenvoorziening. De pensioenvoorziening bedroeg ultimo 2007 € 668.505. Op 12 juli 2008 werd de dga 65 jaar. Hij verrichtte vanaf dat moment geen werkzaamheden meer in het kader van zijn dienstbetrekking. Er vonden echter geen pensioenuitkeringen plaats en er werd evenmin een bedrag als koopsom voldaan. De pensioenvoorziening stond eind 2008 niet meer op de fiscale balans van de bv en deze viel in de Vpb-aangifte evenmin vrij. Toen de inspecteur dit constateerde, kreeg de dga een navorderingsaanslag inkomstenbelasting van ruim € 1 miljoen en een vergrijpboete van 25% opgelegd. Het hof was het met de inspecteur eens dat de pensioenaanspraak onzuiver was geworden, zodat deze op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan de pensioeningangsdatum tot het loon van de dga moest worden gerekend. Het hof vond dat de bv voldoende gelegenheid had gehad om een begin van uitvoering te geven aan de op haar rustende pensioenverplichting. Bovendien leverde de gang van zaken na het bereiken van de pensioeningangsdatum geen enkele aanwijzing op dat de bv op enig moment de intentie had gehad om de pensioenuitkeringen binnen een redelijke termijn na de pensioeningangsdatum te laten ingaan. Het hof liet de aanslag in stand. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de bv zonder nadere motivering ongegrond.
Wet: artikel 19b Wet op de loonbelasting 1964
Meer informatie: Hoge Raad, 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1175
Geef een reactie