Met een recente uitspraak heeft Hof Arnhem-Leeuwarden duidelijk gemaakt dat een pensioen niet meer tussen echtgenoten is te verdelen als eenmaal de uitkeringen zijn ingegaan. De pensioengerechtigde geniet immers op dat moment het pensioen.
Een man had in de zaak voor het hof geprobeerd om de helft van zijn pensioenuitkering aan zijn echtgenote toe te rekenen. Hij stelde dat dit mogelijk was op basis van het arrest van de Hoge Raad van 27 november 1981, LJN: AG4271, ook wel bekend als het Boon/Van Loon-arrest. Dit arrest zag echter op een ander geval, namelijk de civielrechtelijke verdeling van de pensioenaanspraken die gedurende een huwelijkse gemeenschap van goederen zijn opgebouwd. In het geval voor het hof ging het om de belastingheffing van een pensioenuitkering. De rechter oordeelde dat de man deze uitkering fiscaal gezien had genoten als niet-gemeenschappelijk inkomen. Dat de pensioenuitkering was gestort op een gezamenlijke rekening van de man en zijn echtgenote deed daar niets aan af. De Belastingdienst had terecht de pensioenuitkering voor het volle bedrag gerekend tot het belastbare inkomen van de man.
Wet: artikel 2.17 IB 2001
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 10 september 2013 (gepubliceerd 19 september 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:6663
Geef een reactie